Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Abimelech riep Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk [25]een grote zonde gebracht hebt? gij hebt daden met mij gedaan, [26]die niet zouden gedaan worden. 25. Dat is, gij zoudt, door uw onbedachtzaamheid, de grote zonde des overspels en de straf daarvan over ons allen gebracht hebben. Het is opmerkelijk in dezen heidensen koning, dat hij het overspel, zelfs in den tijd [voor de wet] gehouden heeft voor zulk een gruwelijke zonde, dat ook zijn ganse koninkrijk zijnenthalve daarom zou hebben moeten lijden. Zie onder hfdst.38 vs.24; Lev.20:10; Deut.22:22; 2 Sam.12:5; 10,11; Jer.29:22,23; Ezech.16:38,40, en Ezech.23:45,47; Joh.8:5. 26. Dat is, die ongeoorloofd en onbetamelijk zijn. Zie dezelfde manier van spreken onder hfdst.34 vs.7; Lev.4:2,13.